Piet Bogaards
Chansons
Chansons beschouw ik als verhalende liedteksten. Daar kan zeker humor in voorkomen, al blijven de ernst van het onderwerp en vaak ook poëtische aspecten de boventoon voeren.
Hier volgen enkelevoorbeelden.
Tweede natuur
Een zwarte wolk van spreeuwen trekt zwierend naar het zuiden
een bruidegom die danst met ijle, witte bruiden
wat weten wij van liefde, wat weten wij van spreeuwen
zij houden van elkaar, zo vliegen ze al eeuwen
De liefde waait, de liefde broeit
de liefde schroeit in eigen vuur
de liefde stroomt, de liefde groeit
naar een tweede natuur
De wind waait door het koren, een golf trekt door de aren
de branding is van goud, een zee zonder gevaren
wij zijn nog bij elkaar en hebben leren zaaien
dit gouden korenveld zal niemand anders maaien
De liefde waait, de liefde broeit
de liefde schroeit in eigen vuur
de liefde stroomt, de liefde groeit
naar een tweede natuur
De stromende rivier zoekt naar het zilte water
verliest zichzelf in zee, daarna is er geen later
waar stromen wij naartoe, waar scheiden onze wegen
hervinden wij elkaar als druppels in de regen?
De liefde waait, de liefde broeit
de liefde schroeit in eigen vuur
de liefde stroomt, de liefde groeit
naar een tweede natuur
Het meisje dat wou kleuren
Ze loopt ineengedoken
ze is al lang geleden afgehaakt
ze is zo vaak gebroken
dat ze stukken van zichzelf is kwijtgeraakt
vernedering en pijn
waren nog niet het ergste
maar in haar hoofd verbergt ze
het meisje dat ze nooit heeft mogen zijn
Het meisje dat wou kleuren
maar blauwe plekken kreeg
het meisje dat wou zingen
maar zweeg
Ze loopt om te ontlopen
verscholen in een grijze capuchon
ze durft niet meer te hopen
op nieuwe stippen aan de horizon
zo kregen ze haar klein
haar hele jeugd vervloekt ze
maar in haar dromen zoekt ze
het meisje dat ze nooit heeft mogen zijn
Het meisje dat wou kleuren
maar blauwe plekken kreeg
het meisje dat wou zingen
maar zweeg
Wie zal het nog verbazen
dat zij alleen maar foute mannen vond
die namen haar te grazen
toen was de godvergeten cirkel rond
(muzikale sfeerwisseling)
Maar soms verdwijnt de pijn
dan kan ze diep van binnen
dat meisje nog verzinnen
het meisje dat ze nooit heeft mogen zijn
Remise
Daar zit hij in de tram
te zwijgen bij het raam
een jongen zonder naam
een jongen zonder stem
zou hij een minnaar wezen
met handen van fluweel
zou hij gedachten lezen
weet ik veel
’t Is donker, half elf
en ik zie in het raam
de jongen zonder naam
en ik denk bij mezelf:
zou hij de liefde vieren
is hij al met een vrouw
of zou hij mij versieren
als ik wou
En zou hij mij dan kussen
als Jan of Don Juan
en wordt hij ondertussen
mijn minnaar of mijn man
Zou hij mijn dromen delen
al was ik ziende blind
al zag ik luchtkastelen
verrijzen in de wind
De tram vervolgt zijn baan
en neuriet in de bocht
aan ’t einde van de tocht
kijkt hij me plotseling aan
en ik durf niet te kiezen
zijn zwijgen of zijn stem
en zo wordt ’t remise
in de tram
Ida
Zeven jaar heeft hij gebeden
voor zijn Ida en haar ziel
zeven jaar heeft hij geleden
sinds haar dood hem overviel
Onvoorwaardelijke liefde
was de schepper niet genoeg
wat hem al die jaren griefde:
hij verloor haar veel te vroeg
Wie bedeelt ons in dit leven
met het bitter en het zoet
is rechtvaardigheid het streven
als de ander sterven moet?
Vrienden zeiden, het zal slijten
na de eerste diepe rouw
en hij kon hun niet verwijten
dat het erger worden zou
In de schemer van zijn dromen
tussen hoop en valse schijn
bleef ze steeds weer bij hem komen
voor een hemels samenzijn
Maar de schok van het ontwaken
greep hem telkens bij de keel
en dan beet hij in het laken
dat ze steeds hadden gedeeld
Het was Ida die hem lokte
op die kille dag in maart
toen zijn laatste adem stokte
in het water van de vaart
Zijn karma, mijn gevecht
Het gretig water van de zee
het natte zand, zo glad
geschonden door de eerste voet
die mijn domein betrad
Vanwaar kwam hij
wie is de man
die strandde op mijn kust
die mij verwart
die mij behaagt
en die mij verontrust
Het hemels licht, het hellerood
papavers in het veld
in één beweging uitgerukt
met mannelijk geweld
Uit welk gedicht
kwam hij naar mij
die wilde bloemen plukt
die mij verblindt
en overlaadt
met rusteloos geluk
De lege lucht, het valse blauw
vervoering door zijn lied
een vage schaduw van de schuld
een morgen is er niet
Hij zal weer gaan
zoals hij kwam
met weerlicht op zijn weg
het labyrint
dat hem verslindt
zijn karma, mijn gevecht
Een heel leven
Dat jij me niet verlaten hebt in de verloren jaren
toen wij tegen onwetendheid niet opgewassen waren
als bange vlinders opgejaagd door harde westenwinden
elkaar landinwaarts kwijtgeraakt en toch kon jij me vinden
Was het liefde, een vermoeden van geluk
dat je al die jaren bij me bent gebleven
ook al ging er onderweg nog zoveel stuk
het is alles bij elkaar toch ’n héél leven
Dat jij me niet verlaten hebt, toen onze woorden strandden
en wij na oeverloos gepraat in niemandsland belandden
toen niets meer te verliezen was, behalve onze dromen
ben jij vanaf de noorderzon toch weer naar mij gekomen
Was het liefde, een vermoeden van geluk
dat je al die jaren bij me bent gebleven
ook al ging er onderweg nog zoveel stuk
het is alles bij elkaar toch ’n héél leven
Dat jij me niet verlaten hebt, toen ik je niet kon velen
en zelfs de morgenster het oude zeer niet meer kon helen
ik trapte ons kompas kapot om vrij te kunnen dwalen
maar koersend op mijn dromen wist je mij te achterhalen
Was het liefde, een vermoeden van geluk
dat je al die jaren bij me bent gebleven
ook al ging er onderweg nog zoveel stuk
het is alles bij elkaar toch ’n héél leven