Chansons


Chansons beschouw ik als verhalende liedteksten. Daar kan zeker humor in voorkomen, al blijven de ernst van het onderwerp en vaak ook poëtische aspecten de boventoon voeren.
Hier volgen enkelevoorbeelden. 


Tweede natuur

 

Een zwarte wolk van spreeuwen trekt zwierend naar het zuiden

een bruidegom die danst met ijle, witte bruiden

wat weten wij van liefde, wat weten wij van spreeuwen

zij houden van elkaar, zo vliegen ze al eeuwen

 

De liefde waait, de liefde broeit

de liefde schroeit in eigen vuur

de liefde stroomt, de liefde groeit

naar een tweede natuur

 

De wind waait door het koren, een golf trekt door de aren

de branding is van goud, een zee zonder gevaren

wij zijn nog bij elkaar en hebben leren  zaaien

dit gouden korenveld zal niemand anders maaien

 

De liefde waait, de liefde broeit

de liefde schroeit in eigen vuur

de liefde stroomt, de liefde groeit

naar een tweede natuur

 

De stromende rivier zoekt naar het zilte water

verliest zichzelf in zee, daarna is er geen later

waar stromen wij naartoe, waar scheiden onze wegen

hervinden wij elkaar als druppels in de regen?

 

De liefde waait, de liefde broeit

de liefde schroeit in eigen vuur

de liefde stroomt, de liefde groeit

naar een tweede natuur



Het meisje dat wou kleuren

 

Ze loopt ineengedoken

ze is al lang geleden afgehaakt

ze is zo vaak gebroken

dat ze stukken van zichzelf is kwijtgeraakt

vernedering en pijn

waren nog niet het ergste

maar in haar hoofd verbergt ze

het meisje dat ze nooit heeft mogen zijn

 

Het meisje dat wou kleuren

maar blauwe plekken kreeg

het meisje dat wou zingen

maar zweeg

 

Ze loopt om te ontlopen

verscholen in een grijze capuchon

ze durft niet meer te hopen

op nieuwe stippen aan de horizon

zo kregen ze haar klein

haar hele jeugd vervloekt ze

maar in haar dromen zoekt ze

het meisje dat ze nooit heeft mogen zijn

 

Het meisje dat wou kleuren

maar blauwe plekken kreeg

het meisje dat wou zingen

maar zweeg

 

Wie zal het nog verbazen

dat zij alleen maar foute mannen vond

die namen haar te grazen

toen was de godvergeten cirkel rond

 

(muzikale sfeerwisseling)

 

Maar soms verdwijnt de pijn

dan kan ze diep van binnen

dat meisje nog verzinnen

het meisje dat ze nooit heeft mogen zijn


Remise

 

Daar zit hij in de tram

te zwijgen bij het raam

een jongen zonder naam

een jongen zonder stem

zou hij een minnaar wezen

met handen van fluweel

zou hij gedachten lezen

weet ik veel

 

’t Is donker, half elf

en ik zie in het raam

de jongen zonder naam

en ik denk bij mezelf:

zou hij de liefde vieren
is hij al met een vrouw
of zou hij mij versieren
als ik wou

En zou hij mij dan kussen
als Jan of Don Juan
en wordt hij ondertussen
mijn minnaar of mijn man

Zou hij mijn dromen delen
al was ik ziende blind
al zag ik luchtkastelen
verrijzen in de wind

De tram vervolgt zijn baan 

en neuriet in de bocht

aan ’t einde van de tocht

kijkt hij me plotseling aan

en ik durf niet te kiezen
zijn zwijgen of zijn stem
en zo wordt ’t remise
in de tram


Ida

 

Zeven jaar heeft hij gebeden

voor zijn Ida en haar ziel  

zeven jaar heeft hij geleden

sinds haar dood hem overviel

 

Onvoorwaardelijke liefde

was de schepper niet genoeg

wat hem al die jaren griefde:

hij verloor haar veel te vroeg

 

Wie bedeelt ons in dit leven

met het bitter en het zoet

is rechtvaardigheid het streven

als de ander sterven moet?

 

Vrienden zeiden, het zal slijten

na de eerste diepe rouw

en hij kon hun niet verwijten

dat het erger worden zou

 

In de schemer van zijn dromen

tussen hoop en valse schijn

bleef ze steeds weer bij hem komen

voor een hemels samenzijn

 

Maar de schok van het ontwaken

greep hem telkens bij de keel

en dan beet hij in het laken

dat ze steeds hadden gedeeld

 

Het was Ida die hem lokte

op die kille dag in maart

toen zijn laatste adem stokte

in het water van de vaart


Zijn karma, mijn gevecht


Het gretig water van de zee

het natte zand, zo glad

geschonden door de eerste voet

die mijn domein betrad

 

Vanwaar kwam hij

wie is de man

die strandde op mijn kust

die mij verwart

die mij behaagt

en die mij verontrust

 

Het hemels licht, het hellerood

papavers in het veld

in één beweging uitgerukt

met mannelijk geweld

 

Uit welk gedicht

kwam hij naar mij

die wilde bloemen plukt

die mij verblindt

en overlaadt

met rusteloos geluk

 

De lege lucht, het valse blauw

vervoering door zijn lied

een vage schaduw van de schuld

een morgen is er niet

 

Hij zal weer gaan

zoals hij kwam

met weerlicht op zijn weg

het labyrint

dat hem verslindt

zijn karma, mijn gevecht


Een heel leven

 

Dat jij me niet verlaten hebt in de verloren jaren

toen wij tegen onwetendheid niet opgewassen  waren

als bange vlinders opgejaagd door harde westenwinden

elkaar landinwaarts kwijtgeraakt en toch kon jij me vinden

 

Was het liefde, een vermoeden van geluk

dat je al die jaren bij me bent gebleven

ook al ging er onderweg nog zoveel stuk

het is alles bij elkaar toch ’n héél leven

 

Dat jij me niet verlaten hebt, toen onze woorden strandden
en wij na oeverloos gepraat in niemandsland belandden
toen niets meer te verliezen was, behalve onze dromen
ben jij vanaf de noorderzon toch weer naar mij gekomen

Was het liefde, een vermoeden van geluk

dat je al die jaren bij me bent gebleven

ook al ging er onderweg nog zoveel stuk

het is alles bij elkaar toch ’n héél leven

 

Dat jij me niet verlaten hebt, toen ik je niet kon velen

en zelfs de morgenster het oude zeer niet meer kon helen 

ik trapte ons kompas kapot om vrij te kunnen dwalen

maar koersend op mijn dromen wist je mij te achterhalen

 

Was het liefde, een vermoeden van geluk

dat je al die jaren bij me bent gebleven

ook al ging er onderweg nog zoveel stuk

het is alles bij elkaar toch ’n héél leven